Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En Ik zal [36]zaad uit Jakob [37]voortbrengen, en uit Juda [38]een erfbezitter [39]van Mijn bergen; en Mijn uitverkorenen [40]zullen het erfelijk bezitten, en Mijn knechten zullen aldaar wonen. 36. Dat is, enige weinigen, gelijk Rom.9:29; zie hfdst.1 vs.9 met de aantekening. De zin is: Ik zal mijne kerk vermenigvuldigen en zegenen. 37. Of, uitvoeren; te weten vooreerst uit de Babylonische gevangenschap, en daarna uit de geestelijke gevangenis des duivels. 38. Dat is, een klein hoopje, hetwelk de bergen bezit en bewoont. 39. Dat is, van het land Juda, hetwelk bergachtig is; de kerken of gemeenten der gelovigen, en daarna het rijk der hemelen, worden door het bergachtig land Kanaan, inzonderheid door den berg Zion, afgebeeld; zie Ezech.36:1, enz. 40. Te weten het land, gelijk Matth.5:5, of Jeruzalem; gelijk onder vs.19.